NiZA home adres, documentatie, projecten, wie is wie lijst van NiZA publicaties links naar websites in Zuidelijk Afrika, per land of onderwerp email NiZA doorzoek deze site

terug terug

Speuren naar zwarte graven
Gedeelde smart
door Marnix de Bruyne

Zuidelijk Afrika najaar 1999 Jrg. 3, nr 3

Met de herdenking van de Anglo-Boerenoorlog in zicht is een speurtocht begonnen naar de graven van de duizenden vergeten zwarte slachtoffers van de oorlog. Conservatieve krachten verzetten zich tegen de herziening van de geschiedenis op dit punt, ondervond dominee Stowell Kessler uit de Vrijstaat. "Ze vrezen dat daardoor de aandacht voor de Boerenslachtoffers verslapt." Over de ontmythelogisering van de 'witte oorlog'.  

 

Zwijgend zitten de broertjes Piet (15) en William Pitso (12) in de auto, de zelfgemaakte katapult om hun nek gehangen. "Daarso", wijst Piet als de wagen die over dorre weidegronden voorthobbelt van richting moet veranderen. Na het vijfde hek komt een klein koppie in zicht, een van de voor de Vrijstaat zo karakteristieke heuvels. Aan de voet ervan, half verborgen onder kniehoge vergeelde struiken, ligt onmiskenbaar een dodenakker. Zo'n dertig rijen hoopjes aarde, bedekt met platte bruine stenen - het vulkanische doleriet - liggen erbij zoals ze een kleine eeuw geleden zijn aangelegd. Zonder grafstenen, zonder namen.

De vader van de broers wist al jaren van het bestaan van de graven op de grond van zijn blanke baas. Maar pas toen geoloog Johan Loock uit Bloemfontein er vorig jaar onderzoek kwam doen, hoorde hij dat het graven moesten zijn uit de Anglo-Boerenoorlog. Ze hoorden bij het zwarte concentratiekamp Allemans Siding, vijfendertig kilometer boven Bloemfontein en genoemd naar het nabijgelegen rangeerspoor.

"We zijn met studenten teruggegaan en hebben precies 638 hoopjes geteld", legt Loock later uit. "Maar of er in elk graf maar één iemand ligt, weten we niet."

vrouwenmonument - detail
AAN ONZE HELDINNEN
EN LIEVE KINDEREN
"UW WIL GESCHIEDE"

De Anglo-Boerenoorlog staat bekend om de uitvinding van het concentratiekamp: om de Boerenguerrillera's eronder te krijgen, besloten de Britten de boerderijen te ontruimen en de vrouwen en kinderen te huisvesten in gevangenenkampen. Zo konden de Boerenstrijders nergens terecht voor voedsel of andere steun. Uitroeien van de Boeren was niet het doel, maar de omstandigheden in de kampen waren zo slecht, dat tussen juni 1901 en mei 1902 bijna 28.000 vrouwen en kinderen stierven, vooral door ziektes en slechte voeding. Een hoog monument net buiten Bloemfontein herinnert Aan Onze Heldinnen en Lieve Kinderen, zoals er te lezen staat.

Tegelijkertijd met de Boeren moesten echter ook de zwarten verhuizen die op de boerderijen wonen en werkten. Ook zij zouden de Boeren kunnen steunen. Een deel van hen kwam terecht in de 'blanke' kampen bij de families die ze dienden, een groter deel werd in aparte kampen gehuisvest. Decennia is in Zuid-Afrika het bestaan van deze kampen genegeerd, zoals voor de rol van de zwarten in het algemeen in de Boerenoorlog weinig belangstelling was.

De Anglo-Boerenoorlog staat bekend om de uitvinding van het concentratiekamp

Pas in 1973 kwam daar enige verandering in, met de ontdekking en publicatie van The Boer War Diary of Sol T. Plaatje, de latere auteur en mede-oprichter van het ANC, die het beleg van Mafeking meemaakte aan Britse zijde. Nog altijd is dit het enige zwarte ooggetuigenverslag van de Boerenoorlog.

In 1983 volgde Peter Warwick's Black People and the South African War (1899-1902), waarin hij vele voorbeelden geeft van hoe zwarten meevochten aan Britse en aan Boerenzijde. In dit boek staat ook een kaart met 64 zwarte concentratiekampen die waren gesticht, de meeste gelegen langs de spoorlijn tussen Bloemfontein en Pretoria. Eind juni 1902 leefden hier ruim 115.000 zwarten, maar velen stierven er - ruim 14.000, aldus Warwick, vooral vrouwen en kinderen.

De Amerikaan Stowell Kessler (64) heeft de fakkel overgenomen. Sinds ruim tien jaar doet deze gepensioneerde presbyteriaanse dominee onderzoek naar de zwarte concentratiekampen. In zijn woning in Petrus Steyn, een dorpje in de Vrijstaat waar hij met zijn Afrikaner vrouw woont, verwerkt hij dezer maanden de stapels kopieën die hij maakte tijdens zijn speurwerk door oude Zuid-Afrikaanse archieven, voor een boek en dissertatie die volgend jaar moeten zijn voltooid.

 
 Afrikanen repareren spoorlijnen. De oorlogsinspanning van zowel de Boeren als het Britse leger was sterk afhankelijk van zwarte arbeid

"Het treft", zegt hij na de eerste begroeting. "Ik heb net twee slachtoffers toegevoegd aan de lijst met geverifieerde doden."

Het totaal aantal zwarte doden dat hij nu kan aantonen, is opgelopen tot 17.236, waarmee hij Warwick's totaal verre overtreft.

"Warwick was een pionier die als eerste de mythe van de White Man's War aanviel", zegt Kessler waarderend. "Maar hij heeft zich alleen gebaseerd op Britse bronnen en is opgehouden met tellen op de dag dat de vrede werd getekend - terwijl de zwarte kampen nog maanden bleven bestaan, en het sterven er doorging."

"Kom, ik wil dat je dit ziet", zegt Kessler later, waarna de ene na de andere la van zijn archiefkasten opentrekt. In de ene zit informatie over de ziektes waaraan de zwarten in de kampen stierven - vooral tyfus -, een andere bevat landkaarten, telegrammen of brieven. Dan zijn er de dodenlijsten, bijgehouden door Britse kampbestuurders, waaronder die van Allemans Siding. In het begin, zo blijkt, zaten hier tweeduizend zwarten, van wie er zeker 557 overleden, voor tachtig procent kinderen.

 
 Een Afrikaan krijgt in een kamp de zweep

"Het aantal graven dat Loock telde, kan dus goed overeenkomen met het aantal doden: op mijn lijsten ontbreekt de telling van twee maanden", zegt Kessler enthousiast.

"Je hebt nu de bewijzen gezien die mijn dodental onderbouwen", aldus Kessler. "Dat kun je mensen die eraan twijfelen nu vertellen." Hij is duidelijk bang niet geloofd te worden. Het 'paradigma van enkelvoudig martelaarschap' zoals hij het noemt - het idee dat alleen de Boeren leden in de Boerenoorlog - heeft nu eenmaal nog teveel aanhangers.

"Tijdens mijn onderzoek ben ik lastiggevallen door Afrikaners die dachten dat ik een monument voor de zwarte slachtoffers wilde neerzetten naast het Vrouwenmonument bij Bloemfontein. Ze zijn bang dat al die aandacht voor zwarte slachtoffers het lijden van de Boerenvrouwen en -kinderen doet vergeten."

Kessler vindt het ook "verbazingwekkend" hoeveel wetenschappers volhouden dat de zwarte kampen zijn opgericht om humanitaire redenen, bedoeld om zwarten te beschermen.

"Terwijl de kampen puur uit militaire overwegingen zijn opgericht, net als de blanke kampen: de commando's moest elke vorm van steun worden onthouden. Ook hoor je nog vaak dat zwarten de kampen mochten verlaten wanneer ze maar wilden, of dat ze het veel beter hadden dan de blanken, omdat ze hun eigen groenten konden verbouwen. Maar de zwarten in de kampen hadden het juist zwaarder dan de blanken, vooral omdat de Britten zoveel mogelijk geld wilden besparen. De blanken kregen nog rantsoenen, de zwarten moesten zichzelf maar zien te redden."

 
 Een Afrikaan krijgt een boodschap door een Britse soldaat in de jas ingenaaid. Een gevaarlijke taak, aangezien de Boeren gepakte Afrikaanse boodschappers veelal doodschoten

Dat de mythe over het 'enkelvoudige martelaarschap' van de Afrikaners nog zo lang stand hield, komt volgens Kessler "omdat de meestal liberale Engelstalige historici en hun latere zwarte collega's zich niet interesseerden voor de Anglo-Boerenoorlog. Dat vonden ze reactionair. Ze lieten het over aan de Afrikaners. Dat heeft geleid tot wat ik saladbar geschiedenis noem: uit de geschiedenis zijn alleen de feiten gedestilleerd die hen van pas kwamen."

Hoewel erg weinig over de zwarte kampen is bewaard, heeft Kessler toch nog twaalfhonderd namen achterhaald van zwarte slachtoffers, genoteerd door wat meer gewetensvolle kampleiders. De namen zullen mogelijk een rol spelen in een toekomstig nationaal monument voor de zwarte slachtoffers van de Anglo-Boerenoorlog. Het staat wel vast dat zo'n monument er komt, maar het is nog niet bekend waar of wanneer.

Tot nu toe zijn slechts vijf plekken bekend met zwarte oorlogsgraven: Aliwal-Noord in de Oostkaap, Allemans Siding, Springfontein en Koppies in de Vrijstaat, en de enkele maanden geleden ontdekte graven bij Graylingstad in Mpumalanga. Allemans Siding is verreweg de grootste begraafplaats, maar alleen bij Graylingstad zijn er grafstenen met inscripties van 'zwarte' namen, zo'n vijftien stuks, voorzien van de jaartallen 1901 en 1902. De bewoners willen de graven dus graag toegankelijk maken, in de hoop toeristen te kunnen trekken.

Vooralsnog ligt de eigenaar van de grond ligt, een conservatieve Afrikaner, dwars.

Kessler moet weinig hebben van het plotselinge enthousiasme voor de graven door mensen die alleen op toeristen hopen. Hem gaat het erom dat zwarte Zuid-Afrikanen hun geschiedenis leren kennen.

"Ik heb in het Oorlogsmuseum de ogen van Afrikaner kinderen zien glimmen toen ze leerden wat hun voorouders deden. De zwarte kinderen die na 1994 naar het museum kwamen, wisten niet eens dat hun voorouders ook meevochten en stierven door het beleid van de Britten. Ik wil dat ook de ogen van zwarte kinderen van trots gaan glinsteren over hun geschiedenis", zegt hij met enige pathos. "Dat is mijn voornaamste doel."

externe link:
Rethinking the Boer War: Historians prod post-apartheid South Africa to reconsider a bloody conflict 100 years ago By Linda Vergnani

terug terug

NiZA home   terug naar boven